-
1 load
n. vracht, lading; last; depressie--------v. inladen, laden; beladen; overladen; opladen; belastenload1[ lood] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:they have loads of money • ze zwemmen in het geld¶ come down like a load of bricks (on someone) • met een geweldige smak neerkomen (op iemand); plotseling te keer gaan (tegen iemand)————————load2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the table was loaded with presents • de tafel stond vol met cadeausthe dice seem to be loaded against me • het lijkt erop dat ik tegengewerkt word -
2 cock
n. haan, kemphaan; makker; kraan, tap; lul (penis)--------v. overeind staan; spannen; scheef op zetten; een pistool trekkencock1[ kok] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:cock of the walk • dominant persoon————————cock2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ cock up cock up/ -
3 a load of (old) cock
-
4 that's a load of bull
that's a load of bull -
5 crap
n. poep; onzin; vuil--------v. potje schijten, een drol draaien; verliezende worpcrap1[ kræp]♦voorbeelden:2 have a crap • schijten, een drol leggen/draaien♦voorbeelden:crap! • gelul!III 〈meervoud; werkwoord vaak enkelvoud〉♦voorbeelden:1 shoot craps • craps spelen, dobbelen————————crap2〈werkwoord; crapped〉 〈 slang〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский